Soortmanagementplannen, pre-SMP's en regionaal natuurherstel. Een kwestie van samenwerken.

Nederland staat onder druk van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord en Energieakkoord, welke vragen om versnelde woningrenovaties. Met de Wet Natuurbescherming, wat diverse partijen soms nog als bottleneck ervaren, wordt dat er ook niet beter op. Door wettelijke verplichtingen tot ecologisch onderzoek naar aanwezige Rode Lijst1 soorten zoals de vleermuis en huismus zijn bijkomende kosten aanzienlijk en duurt het even voordat een na-isolatie van start kan. Voor deze bedreigde soorten is die bescherming terecht, maar het draagvlak voor natuurbehoud gaat er niet op vooruit als de energietransitie nu vertraging oploopt.

Met ecologische onderzoekskosten rond de € 6000,- voor een gemiddeld rijtjeshuis, € 1000,- voor een woning in corporatiebezit en zo’n miljoen per jaar voor een hele wijkaanpak2 is het begrijpelijk dat correct uitgevoerde renovaties op weinig enthousiasme kunnen rekenen. Deze bedragen zijn nog exclusief wachttijden voor vergunningsprocedures en ontheffingsaanvraag (ongeveer 1,5 jaar). Zoals blijkt uit de recente uitspraak van de Raad van State3 werd het ecologisch onderzoek dan ook veelvuldig overgeslagen, waarmee de Nederlandse biodiversiteit eigenlijk al langdurig schade is toegebracht.

Omdat deze situatie niet vanzelf verbetert, is er gewerkt aan alternatieve methoden om de belangen te verenigen. Soortenmanagementplannen lijken hiertoe een waardevol beleidsinstrument en bieden een kans op soortherstel via natuurinclusieve renovaties en versterkte monitoring op de staat van instandhouding.

 

Soortenmanagementplan als beleidsinstrument
Het soortenmanagementplan4 werd zo rond 2017 bedacht en is een gebiedsgerichte ontheffing op de wet Natuurbescherming. In plaats van ontheffingsverzoeken per project te beoordelen, krijgt het lokale bestuur een mogelijkheid om de instandhouding van soorten procesmatig in te regelen en de ontheffingsverlening min of meer te automatiseren. Het voordeel van soortenmanagementplannen is ook vooral een eenvoudigere ontheffingsprocedure voor corporaties, bedrijven en particulieren.
De gemeente kan de generieke gebiedsgerichte ontheffing namelijk doorschrijven naar inwoners of woningcorporaties waardoor zij in veruit de meeste gevallen vrij zijn van een individuele onderzoeks- en ontheffingsplicht.” (Provincie Utrecht, p.5)

De ontwikkeltijd van een compleet soortenmanagementplan kost zo’n 1 tot 2 jaar. In de tijdsschaal van ruimtelijke ontwikkelingen is dat natuurlijk bijzonder vlot, maar toch kent de renovatie-opgave veel urgentiebeleving. Provincie Utrecht is daarom gestart met een pre-soortenmanagementplan5, wat veelbelovende inzichten opleverde.

Het pre-soortenmanagementplan heeft als voordeel dat Provincies dit nieuwe beleidsinstrument op gebiedsniveau kunnen toetsen zonder de Wet Natuurbescherming uit te schakelen. Terwijl tijdelijke ontheffingen worden verstrekt, doen ondernemers en bestuurders hands-on ervaring op met deze nieuwe methodiek. Voorwaarden zijn wel dat:
a) de gemeente een ecologisch bureau inschakelt voor de start van een SMP-onderzoek,
b) particulieren een isolatiebedrijf kiezen welke de handreiking “Natuurvriendelijk isoleren” naleeft,
c) gemeenten het verlies van (kraam-) verblijfplaatsen door particuliere isolatie compenseren.

Een soortenmanagementplan (ook bekend onder de afkorting SMP) is dus een lokaal beleidskader en slechts per gemeente geldig. Verruiming van deze grenzen is niet de bedoeling, maar regionale samenwerking kan de adoptie wel versnellen en stelt lokale besturen ook in staat om nauwer samen te werken aan robuuste stadsecosystemen.

Naast de snelheidswinst van pre-soortenmanagementplannen ligt er ook een voordeel in het bestuurlijk domein. De SMP ontwikkelingen impliceren dat er meer regie bij het Rijk komt te liggen. De Provincie is namelijk verantwoordelijk voor het omschrijven van de verplichte compensatie-taakstellingen van de gemeente. Op procesniveau kan dit bijdragen aan een structurele versterking van Nederlandse natuur, waarmee ook Europese verplichtingen worden behaald6. Voor een gemeente biedt het daarnaast de nodige duidelijkheid en toegang tot ecologische expertise op projectbasis.

Een derde pluspunt is dat soortenmanagementplannen de compensatiemaatregelen van preventiegerichte naar verbeteringsgerichte natuurbescherming kunnen vertalen. Onder de oude omstandigheden, waarbij veel particulieren zich niet bewust waren van de wet natuurbescherming en onwetend overtredingen begingen, was het slechts mogelijk om corrigerend op te treden als incidenten aan het bevoegd gezag werden gemeld. Met het nieuwe beleidsregime van pre-soortenmanagementplannen wordt de voorkant van de VTH cyclus7 bestendigd.

De pre-soortenmanagementplan methodiek is momenteel alleen nog geldig voor de verduurzaming van individuele grondgebonden woningen in particulier eigendom en niet voor een wijkaanpak of grootschalige renovaties door woningcorporaties. Dit is omdat de kans op soortenaantasting daarmee te groot wordt geacht8. De particuliere woningmarkt is echter van aanzienlijk formaat en in Provincie Utrecht verplicht de code ‘Natuurvriendelijk isoleren’ eveneens dat woningen voorafgaand aan na-isolatie ‘natuurvrij’ worden gemaakt en naderhand van permanente alternatieve voorzieningen worden voorzien. Hierdoor heeft het pre-soortenmanagementplan potentieel veel waarde voor zowel de renovatieopgave als de stakeholder Natuur.

pand met exclusion flaps voor vleermuizen
Een pand in Utrecht wordt natuurvrij gemaakt met exclusion flaps voor vleermuizen. De pre-SMP werkwijze geldt momenteel enkel nog voor particuliere woningen.

 

Volgordelijkheid van een Soortenmanagementplan
Bij de inzet van een pre-soortenmanagementplan is het verplicht om ook een volwaardig soortenmanagementplan te ontwikkelen. Deze eindversie kent een hogere dekkingsgraad en biedt naast de tijdelijke ontheffing voor verduurzamingsmaatregelen ook voorzieningen voor vergunningverlening bij andere bouwkundige elementen zoals een dakkapel of serre. De volledige soortenmanagementplannen bieden dus zowel beleidsmatig als fysiek een verruiming op.

De vaststelling van een soortenmanagementplan volgt op een breed ecologisch onderzoek. Tijdens dit onderzoek wordt in kaart gebracht welke soorten zich binnen de gemeente of provincie bevinden. De nadruk ligt vooral op beschermde soorten, zeldzame en bedreigde flora en fauna, maar in potentie wordt zo ook meer zicht verkregen op het voorkomen van onverwachte soorten9.

Voor zowel het pre-SMP als een compleet soortenmanagementplan is het verplicht om te werken volgens een beschermingsplan. In dit beschermingsplan worden de procedures vastgelegd waaronder gebiedsgerichte ontheffingen kunnen worden afgegeven. Het doel is om zo een gunstige staat van instandhouding te borgen.

De maatregelen van een soortenmanagementplan worden door de Provincie vastgesteld. Als bevoegd gezag adviseert zij de gemeente ook om koppelkansen te benutten en de publieke taakstelling ‘zorg dragen voor een toekomstbestendige leefomgeving’ breed op te vatten.
De compensatietaakstelling is het beste te realiseren als de gemeente reeds in uitvoering zijnde projecten ‘natuurinclusief’ opleveren. Bouw bij renovatie van bijvoorbeeld de bibliotheek direct ruimtes in voor vleermuizen en vogels. Als nieuwbouw plaatsvindt, ontwerp deze dan natuurinclusief. Integreert de gemeente ‘natuurinclusief’ bouwen in haar beleid, dan wordt een belangrijk deel van de compensatietaakstelling daarmee al behaald. De provincie zal ten aanzien van deze voorzieningen kwaliteitseisen stellen.” (Provincie Utrecht, p.47)

Ook ondernemers lijken enthousiast over deze trend. Arcadis10 presenteert een generieke mitigatieplicht in haar Soortmanagementplan Gebouwbewonende Soorten Apeldoorn en hanteert hiervoor een mitigatiecatalogus die is opgesteld in samenwerking met de sector, waaronder de Vogelbescherming, SOVON en Zoogdiervereniging11.
Alle woningen krijgen ten minste een standaardpakket aan beschermingsmaatregelen. Dus ook bij woningen (en woningclusters) waar nu geen gebouwbewonende vleermuizen, huismus en/of gierzwaluw voorkomen, zullen maatregelen worden getroffen. Deze zorgen voor een substantiële plus in het aanbod aan verblijven. Deze plus is een belangrijke vereiste voor het garanderen van de „gunstige staat van instandhouding‟ van de soorten.” (p.90)12

Met deze werkwijze geeft Arcadis de lokale natuurversterking een kans omdat maatregelen beter kunnen worden toegespitst op bepaalde soorten dankzij toegenomen zicht op foerageergebieden en verblijfplaatsen. Deze overcompensatie tot gebiedsgerichte natuurversterking wordt aangemoedigd vanuit Agenda Natuurinclusief en klinkt op korte termijn misschien als teveel inzet, maar in het kader van de Provinciale ontwikkelopgaves onderstreepte ook deltacommissaris Peter Glas het belang van de integrale aanpak:
Mijn oproep aan initiatiefnemers, investeerders, woningbouwcorporaties, bouwers en overheden: Doe het in één keer goed, zodat we volgende generaties niet klem zetten en met schade opzadelen. Iedere euro die je er nu instopt levert een veelvoud aan besparing op. Het water levert ons ook veel moois op. We kunnen het gebruiken om de woonwijken aantrekkelijker te maken, met meer groen en blauw in de wijken, meer recreatiemogelijkheden en meer natuur.13



Kritische kanttekeningen
Een soortenmanagementplan is een formeel beleidsinstrument en omvat tenminste een beschrijving van het plangebied, een overzicht en inventarisatie van de doelsoorten, ruimtelijke ontwikkelingen, eigenschappen van het woningbestand en de omvang daarvan. In de voorgestelde methodiek is overcompensatie daarbij het sleutelwoord en heeft de gemeente de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoer van maatregelen.
Elk vogelnest dat verdwijnt wordt onder de pre-SMP methodiek 25 keer gecompenseerd. De betreffende vogelvoorzieningen(-kasten) worden al langere tijd gebruikt en mogen worden gezien als “bewezen effectief”.” (Provincie Utrecht, p.47).

Deze manier van overcompensatie leidt echter niet direct tot een robuuste stadsecologie. Een wijk vol met vogelkasten is namelijk weinig effectief wanneer het Hollands struweel rondom de woonkernen ontbreekt. Naast de nestplaatsen hebben dieren namelijk ook behoefte aan klimaatregulatie en voeding via bomen en vruchtdragend struikgewas. Soortenmanagementplannen vragen dus om een sterkere inbedding van kennis over metapopulaties en lokale instandhoudingsregimes van specifieke soorten. Hierbij mogen natuurherstel via inheemse beplanting, ecologisch bermbeheer en afzien van bestrijdingsmiddelen niet worden onderschat. Meetbaar herstel van de lokale ecologie vraagt namelijk om de toepassing van maatregelen in omgevingsverband.

Momenteel stellen Gemeenten en Provincies nog hun eigen soortenmanagementplannen op met het doel te voorzien in een versnelde woningverduurzaming. De inhoudelijke methode is echter nog beperkt en elk dragen zij ook hun eigen interpretaties van ecologisch inzicht en reclameren zij zelfstandig geformuleerde ambities rondom de algehele milieukwaliteit en klimaatdoelstellingen. In de bestaande soortenmanagementplannen ontbreekt dus nog een tastbare plus voor de natuur en dreigt natuurinclusief te veranderen in het volgende buzzword.

In het rapport ‘Condities voor natuurinclusief handelen’ bepleiten Farjon et al. (2018) daarom een gedeelde verantwoordelijkheid tussen ondernemers en het openbaar bestuur. Deze combinatie van ondernemerschap en ‘rijke natuurervaringen tot diep in de stad’14 benoemt het “Vergroenen met natuurlijk tuinieren, groene daken, bij het landschap passende parken en een voor urbane soorten vriendelijke bebouwing [...] ecologisch verbinden met groene lopers, faunaverbindingen en groenblauwe routes” als centrale ambitie. Verder verwijzen de auteurs naar de opvoer van bovenplanse kosten voor voorzieningen van openbaar nut om een kostenneutrale uitkomst te bereiken. Dit is een interessante gelegenheid waartoe de grondexploitatiewet nu al ruimte biedt.

Op dit moment lijkt er nog afstand tot deze ontwikkelingen, wat de impact van soortenmanagementplannen als natuurversterkend beleidsinstrument verzwakt. Enkele partijen wijzen daarnaast ook op onzekerheid over de naleving en handhaving.
"Soortbeschermende organisaties zijn kritisch omdat ze niet zeker zijn of de afgesproken maatregelen ook werkelijk uitgevoerd worden en vooral of ze werken zoals voorzien. […] Een tweede barrière is de handhaving van de gedragscode. In de code is voorzien dat gecontroleerd wordt of de in de code vereiste voorzieningen ook werkelijk worden aangebracht door de bouwonderneming."14
Hoewel het niet uitvoeren van verplichte maatregelen kan worden aangeduid als economisch delict, is het begrijpelijk dat verschillende partijen zich kritisch opstellen. Sinds het initiatief van de ecologische stad15 is een gedeelde verantwoordelijkheid voor natuurversterking in de openbare ruimte immers nog geen trend geworden.

foto van vogelnest onder boeiboord
Bij na-isolatie wordt dit nest aangetroffen, wat moet er nu gebeuren onder wiens toezicht?



Soortenmanagementplannen als stimulans tot interbestuurlijke samenwerking
Met de soortenmanagementplannen ontstaat nu wel een sterker vervlochten relatie tussen gemeente en provincie. De toezichthoudende functie, centrale regie op de natuur en nadruk op fysieke uitvoer brengen de bestuurslagen in elkaars speelveld, maar met behoud van gouvernementele regie. Ook behouden gemeenten de ruimte voor couleur locale, gebiedseigen karakteristieken en kans op samenwerking tussen ondernemers16.

In deze opgave bieden de afspraken uit het Natuurpact overigens al een belangrijke leidraad, waarbij ook natuurinclusief bouwen gestaag tot hoofdvoorwaarde evolueert17. Daarbij is overigens minder sprake van top-down regie dan vaak wordt gedacht. Provincies stellen immers wel de kaders vast, maar zij leren van de praktijk wat er wel en niet kan.

Van 2017 tot 2023 zijn op TenderNed 16 tenders gepubliceerd waarbij een soortenmanagementplan een inhoudelijk deel van de opdracht was18. Van deze tenders zijn er 15 in 2022 en 2023 geplaatst, wat verduidelijkt dat dit ecologisch beleidsinstrument pas de laatste jaren in populariteit toeneemt.

Soortenmanagementplannen functioneren binnen het bestuurlijk domein dus als een startmotor, met soortenbescherming en woningrenovatie als het assenstelsel. Met extra inzet op natuurversterking verrijken deze daarmee een interbestuurlijke samenwerking in het natuurbeleid. Dat is ook wel nodig, want met het huidige tempo van biodiversiteitsverlies is er geen tijd om de kat uit de boom te kijken.

 

Geïnteresseerd in Soortenmanagementplannen voor jouw Gemeente? Of graag weten hoe je als ondernemer zo snel mogelijk door de SMP procedure komt?
Neem dan contact op met sander@greenleap-consultancy.nl
Zo werken wij samen aan de juiste spelregels voor biodiversiteitsversterking en natuurinclusief ondernemerschap.



Disclaimer: Dit blogartikel is bedoeld ter informatie en niet als juridisch of beleidskundig advies. GreenLeap Consultancy wijst alle claims rondom geleden schade als gevolg van handelen naar deze publicatie nadrukkelijk van de hand. Inhoudelijke opmerkingen kunnen natuurlijk wel gewoon worden gemeld via sander@greenleap-consultancy.nl

Bronnenlijst: (31-10-2023)
1 https://minlnv.nederlandsesoorten.nl/content/rode-lijsten-soort-van-rode-lijst-vogels?page=3 https://minlnv.nederlandsesoorten.nl/content/rode-lijsten-soort-van-rode-lijst-zoogdieren

2 https://verbouwstromen.nu/webinar_flora_en_fauna_bij_woningverduurzaming/

3 https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@138605/202103977-1-r2/

4 Ook ‘soortmanagementplan’ verschijnt regelmatig als schrijfwijze. Omdat ‘soortenmanagementplan’ meer accuraat naar verschillende plant en diersoorten verwijst, verkiest GreenLeap deze schrijfwijze.

5 Provincie Utrecht. 2022. Natuurvriendelijk isoleren van particuliere woningen onder het pre-Soortenmanagementplan. Domein Landelijke Leefomgeving, team Natuur en Landbouw. Utrecht. https://www.provincie-utrecht.nl/media/7153

6 https://www.toezine.nl/help-de-natuur-is-vogelvrij-waar-is-beleid-uitvoering-en-toezicht/

7 VTH staat voor Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

8 Risicoinschatting gebouwbewonende soorten op populatieniveau a.d.h.v. Species Distribution Modeling

9 Waarnemingen worden vastgelegd in de Nationale Databank Flora en Fauna https://www.ndff.nl/

10 https://www.apeldoorn.nl/DATA/TER/projecten/duurzaamheid/SMP_Apeldoorn_Infoblad.pdf

11 https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2021-23716/currentItem

12 https://5dok.net/document/yr31d0x8-soortmanagementplan-smp-gebouwbewonende-soorten-apeldoorn.html + https://www.apeldoorn.nl/apeldoorn-klimaatbestendig/beschermde-diersoorten-helpen

13 https://www.deltaprogramma.nl/nieuws/nieuws/2023/03/23/deltacommissaris-maatlat-geeft-goede-richting-voor-klimaatbestendige-bouw

14 Farjon et al.. 2018. Condities voor natuurinclusief handelen. Analyse van vier praktijken van natuurinclusief ondernemen. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, report 121. p. 51

15 https://www.wur.nl/nl/download/rapport-25-jaar-stadsecologie.htm https://web.archive.org/web/20221221214619/https://www.wur.nl/nl/project/25jaarstadsecologie.htm

16 Vooral het uitwisselen van veldwerkers levert een kans op regionale samenwerking binnen tenders

17 Berg, A. van den, Doren, D. van & P. Nabielek. 2023. Interbestuurlijke samenwerking binnen het natuurbeleid. Achtergrondrapport voor de derde Lerende Evaluatie van het Natuurpact, Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

18 https://www.tenderned.nl/aankondigingen/overzicht?q=Soortenmanagementplan

Contact

Neem nu contact met ons op of plan een afspraak in. Wij nemen daarna zo spoedig mogelijk contact met u op.

Ik wil graag een afspraak op: